Dromen (Wetenschappelijk)

Aura Oasis Logo

Functie en betekenis van het droomproces

Iedereen droomt elke nacht verschillende keren, ook al herinner je je dromen niet altijd.

Uit het moderne droomonderzoek blijkt dat dromen belangrijk is. Je kan het maar moeilijk missen. Er zijn experimenten gedaan waarbij mensen telkens ze begonnen te dromen, gewekt werden. Verder heeft men ook onderzocht wat het effect is van bepaalde stoffen, slaap- en kalmeermiddelen die het droomproces onderdrukken. Uit dergelijke experimenten bleek al gauw dat mensen niet zonder dromen kunnen. Wordt iemand enige tijd verhindert om te dromen, dan tracht hij die droomperioden in te halen. Hij gaat dus vaker dromen. Werd het droomproces onderdrukt, dan raakten mensen al gauw in een uiterst prikkelbare, verwarde psychische toestand die soms veel weg had van psychotische toestanden. Ze leken soms wel goed op weg om er echt gek van te worden. Hieruit volgt dat dromen voor het psychisch evenwicht van groot belang zijn.

Dat is iets wat ook Jung al ingezien had. Ook Jung beschouwt de droom als buitengewoon belangrijk voor dat psychisch evenwicht. Hij hecht hierbij zowel belang aan de droominhoud als aan het droomproces. Hij vat de droom dus niet alleen op als de weg bij uitstek die naar kennis van onbewuste inhouden kan leiden, maar ook als een belangrijk mechanisme door middel waarvan het onbewuste grotendeels zijn regulerende werking vervult. Immers, de droom brengt telkens de “andere kant”, die tegengesteld is aan de bewuste instelling, naar voren. De droom vertelt wat je tegenover de eigen psyche fout doet, maakt je attent op wat niet in overeenstemming is met je eigen fundamentele natuur, vult aan waar je een te éénzijdige houding aanneemt. De droom vormt dus een soort van tegengewicht voor de bewuste levensfeer.

Deze werking op basis van tegenstellingen is in de gehele psychologie van Jung zeer belangrijk.

Jung noemt de voornaamste werking van het droomproces de compensatorische functie. Essentieel gaat het bij de betekenis van het droomproces voor Jung dus om een regulerende, rechtzettende, evenwichtherstellende, aanvullende, compensatorische functie die het onbewuste vervult ten aanzien van het bewuste.

We moeten hierbij benadrukken dat het wel degelijk gaat om een functie die het onbewuste vervult. Het onbewust is de factor, de voornaamste component en niet het bewuste ik dat reguleert, controleert of verdringt. Jung legt in zijn verklaring voor droomprocessen dus sterk de klemtoon op de activiteit van het onbewuste. De droomboodschap bevat dan ook steeds iets nieuws, iets onverwachts, iets wat we nog niet wisten of waar we zo niet direct aan gedacht hadden, maar dat toch herkend wordt, dat door de dromer aanvaard wordt en aansluit bij zijn huidige levensituatie.

Het kan zijn dat er een duidelijk verband te zien is met de bewuste instelling, maar dat hoeft niet. Het onbewuste kan evengoed autonoom functioneren. Er kunnen hierin allerlei tussenvormen bestaan, gaande van een reactie die duidelijk aan het bewustzijn gebonden is tot en met een spontane manifestatie van het onbewuste. In dit laatste geval blijkt het onbewuste een eigen creatieve activiteit te bezitten. Het onbewuste laat dan volkomen nieuwe inhouden in het bewustzijn opstijgen, waarvan tevoren in het bewuste nog niets te bespeuren viel.

Jung maakt dan ook een gradueel onderscheid in de betekenis van droomprocessen aan de hand van deze relatie tussen de reacties van het onbewuste en de bewuste situatie. Naarmate dromen belangrijker, betekenisvoller worden, krijgt de onbewuste component in het droomproces steeds meer de nadruk ten voordele van de bewuste component. Hij onderscheidt volgende vier mogelijke betekenissen waarbij in het eerste geval de minst en in het vierde geval de meest belangrijke, betekenisvolle dromen weergegeven worden:

  • Het bewuste vormt een directe aanleiding tot het op gang brengen van het droomproces. De droom beeldt dan de onbewuste reactie op een bewuste situatie uit. De inhouden die naar voren komen wijzen duidelijk op impressies van overdag. Deze reactie van het onbewuste, die als aanvulling of compensatie van de bewuste toestand optreedt, kan niet los gezien worden van, zou niet tot stand gekomen zijn zonder een bepaalde indruk, beleving van overdag. De bewuste component in het droomproces is in dit geval dus nog relatief sterk. Het bewuste geeft immers een directe aanleiding tot het op gang brengen van het droomproces door het onbewuste. Als we ons de psychische energie van het droomproces plastisch voorstellen als water in twee communicerende vaten, zien we het bewuste vat overstromen naar het onbewuste vat.
  • Op grond van een zekere spontaniteit van het onbewuste wordt aan een bepaalde bewuste toestand de tegenovergestelde, conflictuerende situatie toegevoegd. De droom beeldt dan een situatie uit die ontstaan is uit het conflict tussen het bewustzijn en het onbewuste.
  • In dit tweede geval zien we in onze communicerende vaten water opborrelen in het onbewuste vat tot het op de zelfde hoogte staat van het water in het bewuste vat. De onbewuste en de bewuste component dragen hier dus evenveel bij. In dit geval is er geen bewuste situatie die min of meer onbetwist een bepaalde droom uitgelokt heeft, maar de droom ontstaat dan op grond van een zekere spontaniteit van het onbewuste, waardoor aan een bepaalde bewuste toestand een andere situatie toegevoegd wordt, die zo verschillend is van de bewuste situatie dat er een conflict tussen deze beide ontstaat.
  • De tegenpositie die het onbewuste naar voren brengt, is sterker dan de bewuste positie. De droom beeldt dan een tendens van het onbewuste uit die een verandering van de bewuste instelling op het oog heeft. De droom laat een stroomverval zien van het onbewuste naar het bewustzijn. Dan ontstaan de heel belangrijke dromen die onder bepaalde omstandigheden iemands bewuste instelling volkomen kunnen veranderen, zelfs in zijn tegendeel laten omslaan. >LI> De hele droomactiviteit berust op het onbewuste. De droom beeldt dan onbewuste processen uit die geen relatie met de bewuste situatie laten zien. Het gaat hierbij om een spontaan produkt van het onbewuste. Hierbij is de hele activiteit uitsluitend tot het onbewuste vat terug te brengen. Zo ontstaan de meest eigenaardige en moeilijk te bevatten dromen, maar ook die met de belangrijkste inhoud. De dromer begrijpt deze dromen niet en is er gewoonlijk zeer verwonderd over, omdat hij er geen enkele oorzaak voor kan ontdekken. Toch maken ze een diepe, overweldigende indruk op de dromer. Het zijn dromen, die primitieven “grote dromen”, “dromen die door de goden gezonden zijn”, noemen. Een dergelijke droom lijkt op een visioen uit een andere wereld en dat is in feite ook zo : een visioen namelijk uit de onbekende diepten van het onbewuste. Deze dromen laten archetypische inhouden uit het collectief onbewuste opborrelen.

Veel van onze dromen behandelen de dagelijkse situatie en bezigheden. In de meeste van onze dromen kunnen we dan ook wel een zeker verband met onze bewuste instelling ontdekken. Dromen waarin het onbewuste meer spontaan handelt, de belangrijke, grote, archetypische dromen komen minder vaak voor en dat is maar best ook. We mogen echt niet gaan denken “hoe meer belangrijke dromen, hoe beter”. Immers, het voorkomen van deze archetypische dromen wijst er op dat er veel activiteit van het onbewuste nodig is om onze bewuste instelling bij te sturen, omdat er m.a.w. aan die bewuste instelling dus duidelijk één en ander schort. Dergelijke dromen kunnen dan ook samengaan met het uitbreken van een psychische crisis, een geestesziekte, een ernstige neurose. Ze treden vooral op in crisissituaties en op belangrijke levensmomenten. Vanzelfsprekend komen er in ieders leven wel momenten voor waarop we wel een steuntje vanuit het onbewuste nodig hebben. Jung wijst in dit verband op het belang van onze eerste kinderdromen. Deze vroege dromen zijn van de allergrootste betekenis omdat ze opkomen vanuit de diepte van de persoonlijkheid. Het kinderlijk bewustzijn is immers nog weinig gedifferentieerd van het onbewuste. Deze dromen kunnen een soort vooruitblik op de verdere levensloop bevatten. Vaak blijven ze iemand dan ook zijn hele leven bij. Andere momenten waarop belangrijke, grote dromen vaker voorkomen zijn rond de puberteit en vanaf het vijfendertigste levensjaar (het levensmidden).

ANALYSE VAN DE DROOMINHOUD (“Hoe vinden we de betekenis van dromen?”)

Het duiden van een droom, de manier om achter de betekenis van een droom te komen, kunnen we vergelijken met een poging tot het ontcijferen van een onbekende tekst. Als je slechts over een los, afzonderlijk tekstfragment uit een bepaald tijdperk beschikt, is het moeilijk om dit juist te interpreteren, en zeker om op basis hiervan iets zinnigs te zeggen over de hele sfeer van die tijd, de cultuur, geografie, economie, enz.

Zo is het ook met dromen. Eén enkele, op zichzelf staande droom valt moeilijk te duiden, juist te begrijpen, laat staan dat je er veel uit kan afleiden over iemands gehele psychische toestan d. Gelukkig is dat ook niet nodig. Jung heeft immers ontdekt mensen gewoonlijk meerdere dromen hebben rond een zelfde thema. Het gaat hierbij over verschillende dromen die met elkaar in verband staan omdat ze een zelfde probleem, een zelfde gegeven waar iemand op een bepaald moment mee te maken krijgt, behandelen.

Jung hecht dan ook veel belang aan het duiden van dergelijke droomreeksen, droomseries.

Jammer genoeg is de volgorde, de chronologische opeenvolging waarin deze dromen achtereenvolgens gedroomd worden, niet steeds de juiste, de meest logische. Je kan het vergelijken met een archeoloog die achtereenvolgens fragmenten vindt van een zelfde oude tekst. De volgorde waarin hij deze ontdekt, sluit niet noodzakelijk aan bij die die hij uiteindelijk zal kiezen om de volledige tekst te reconstrueren.

Zo is het dus ook bij dromen. De eigenlijke rangschikking van dromen is namelijk radiaal, ze stralen uit van een zelfde betekenismiddelpunt, waarbij de chronologische opeenvolging van deze uitstralende dromen er weinig toe doet. Als dat betekenismiddelpunt, die centrale kern, ontsloten is en in het bewustzijn opgenomen is, dan houdt dat middelpunt op te werken en ontstaan dromen weer vanuit een nieuw middelpunt, enzovoort. Dergelijke dromen, dromen van een droomserie, belichten dus telkens een ander facet, een ander aspect van het probleem, het centrale thema waar het om gaat, zonder noodzakelijk rekening te houden met een bepaalde chronologie. Het is alsof het onbewuste voortdurend aan ‘t murmelen is over een zelfde onderwerp. En het blijft alsmaar over hetzelfde doorzagen tot men het eindelijk doorheeft. Is een bepaalde problematiek opgelost, bewust gemaakt, niet meer actueel, dan houden de dromen rond dit thema op en komt er een ander gegeven aan de orde. Jung zelf zegt ergens dat hij veronderstelt dat “dromen zich voortzetten als een monoloog onder de oppervlakte van het bewustzijn”. Hij raadt zijn patiënten dan ook aan om alle dromen en de interpretaties ervan goed bij te houden, zodat een zekere continuïteit wordt gewaarborgd en de cliënten leren om goed met hun onbewuste om te gaan. Het is ook belangrijk om de interpretaties, de duidingen bij te houden. Immers, zit men er met een bepaalde duiding naast of is de interpretatie nog onvolledig of heeft de cliënt dat waar het om gaat nog onvoldoende echt doorleefd begrepen, dan blijft hetzelfde middelpunt actief en volgen er nog dromen over hetzelfde thema, zodat men de interpretatie kan bijsturen, corrigeren en vervolledigen.

Dan nu iets meer over de concrete manier waarop Jung te werk gaat om dromen te analyseren, de techniek die hij gebruikt om de betekenis van droombeelden te duiden. Jung noemt zijn werkwijze amplificatie-methode: een vorm van gerichte, aan de droominhoud gebonden associatie, die de veelomvattende betekenis van droomsymbolen duidelijk wil maken door alle kanten ervan naar voren te brengen. De droominhoud wordt hiertoe verruimd en verrijkt met alle mogelijke overeenkomstige, analoge beelden, die zowel door de dromer, de analyticus als in de mythologie, religie, antropologie,… kunnen gevonden worden.

Jung vergelijkt zijn werkwijze met de manier waarop je te werk gaat als je ergens in een tekst op een woord botst dat je niet begrijpt. Je bekijkt om te beginnen dat woord in zijn context, je gaat na of uit de context waarin dat woord voorkomt, misschien iets van de mogelijke betekenis ervan af te leiden valt. Dat is precies wat je ook met een droombeeld moet doen. Om te beginnen plaats je het in zijn context, die gevormd wordt door de rest van de droom, andere dromen van een zelfde droomserie, de stemming die de droom oproept (als je bv. bij een droom over een duif, het gevoel hebt dat je midden in de thriller birds beland bent, geraak je met een interpretatie van de duif als vredessymbool duidelijk niet ver), de achtergrond van de dromer, eigen droomgebonden associaties van de dromer zelf, e.d. Je probeert dus een zo ruim en diepgaand mogelijk beeld te krijgen van die context.

Wat je ook kan helpen is zoeken naar andere teksten waarin datzelfde woord voorkomt. Ook dat doet Jung met droombeelden, hij zoekt in de literatuur, gedichten, mythologie, sprookjes, religieuze geschriften, alchemie, enz…naar gelijkenissen. Ook het woordenboek, zegswijzen en spreuken kunnen gebruikt worden. Jung tracht dus om zoveel kennis te verzamelen, om een zo breed en volledig mogelijk beeld te krijgen van dat droomsymbool.

Dat een dergelijke verruimende, verbredende en verdiepende werkwijze nodig is, hangt samen met de aard van de taal die in een droom gebruikt wordt.
De taal die het onbewuste hanteert is een symbool-taal. Eigen aan symbolen is precies hun betekenisrijkdom. Een symbool zegt in feite een heleboel tegelijk met één beeld. In de video wordt een voorbeeld gegeven van een droom over een vlinder. Iedereen weet wat een vlinder is, vlinder betekent als symbool echter veel meer dan gewoon maar dat insect “vlinder”. Naast de gekende associaties zoals “vlinderen” heeft vlinder ook een diepere, archetypische betekenis, een algemeen menselijke betekenis die vanuit het collectief onbewuste komt nl. psychè (ziel). Vandaar dat het om dat droomsymbool echt te leren begrijpen, zinvol is om verruimend, verdiepend te werk te gaan en je niet tevreden te stellen met de meest voor de hand liggende betekenis, want dan mis je allicht een hele hoop belangrijke informatie. De bedoeling van een droomsymbool voor Jung is dan ook niet zoals bij Freud, het bedekken, vermommen, camoufleren van een pijnlijke inhoud. Integendeel : het onbewuste probeert je met een droomsymbool zo goed mogelijk duidelijk te maken waar het eigenlijk om gaat. Zo worden naast de met het verstand te bevatten betekenissen, ook bv. gevoelsmatige en fysiologische aspecten door een symbool weergegeven. Je kan het bv. vergelijken met de manier waarop je aan iemand die nog nooit verliefd geweest is, zou proberen om dat gevoel in zijn alomvattende betekenis (geluk, spanning, risico op mislukking, enz…) uit te leggen. Woorden schieten waarschijnlijk te kort. Enkel een verstandelijk begrijpen zonder echt inzicht zou het waarschijnlijke resultaat hiervan zijn. Een ander voorbeeld : doe eens een poging om de diepe indruk die een bepaald landschap, dat je op reis zag, op je maakte, aan een vriend te vertellen, die daar nog nooit geweest is… Dat is precies de taak die het onbewuste aan de hand van dromen en droomsymbolen tracht te vervullen.
In de amplificatie-methode van Jung worden de verschillende droommotieven door verruiming en verrijking met analogieën uit allerlei bronnen net zo lang onder allerlei aspecten belicht tot hun totale, veelomvattende betekenis volkomen duidelijk wordt.

Terug nu naar de tekst met het onbegrijpelijk woord. Wat je in zo’n geval best niet doet, is zomaar wat beginnen te fantaseren over mogelijke betekenissen, waarbij het ene denkbeeld je op een ander brengt, en dat dan weer op een ander, enz. een manier waarbij je in de kortste tijd mijlenver van je tekst afgedwaald bent.
Dat is de werkwijze die gevolgd wordt bij de “vrije associatie” van Freud: je droomt bv. over een winkelier, die je doet denken aan je baas, die wel wat van je vader heeft, zo kom je dan in je kindertijd en jawel bij het Oedipuscomplex terecht.
Jung bestrijdt helemaal niet dat het ontdekken en bewustmaken van dergelijke complexen zinvol is, maar… is het dat wel wat je onbewuste je met die droom probeert duidelijk te maken ? Om complexen te ontdekken zijn er gemakkelijkere en snellere methoden beschikbaar (bv. zijn eigen associatie-test). Een kenmerkende eigenschap van een complex is dat het zo geladen is met emotionele energie, dat het sowieso de aandacht naar zich toetrekt. Ook bv. vrije associatie op een straatnaambord in een vreemde taal, kan naar iemands complexen leiden. De boodschap in een droom hoeft echter niet identiek te zijn met het aanwijzen van een dergelijk complex. Misschien is zelfs het tegendeel het geval en probeert het onbewuste je juist weg te leiden van zo’n complex door andere levenswegen te openen. Het onbewuste beschikt immers zoals we eerder zagen, over een eigen, autonome en creatieve capaciteit.

De associatie-techniek die in de amplificatie-methode gehanteerd wordt,

is dus geen ketting-vormige, reducerende, causale, naar het veroorzakende complex terugleidende techniek zoals de vrije associatie. Het gaat hierbij om een radiale associatie-techniek, waarbij in diverse richtingen naar mogelijke betekenissen, overeenkomsten, analogieën gespeurd wordt, zonder echter ver van de oorspronkelijke gedroomde inhouden af te dwalen. Leidraad van de associatie blijft de droominhoud zelf, men grijpt steeds terug naar het oorspronkelijke droommotief. Om op het eerdere vb. terug te komen : winkelier doet denken aan mijn baas die wel wat van mijn vader wegheeft; daar stoppen we dan en gaan we een ander spoor winkelier volgen; winkelier doet mij verder nog denken aan winkelen en de koopzucht van een vrouw; nog een andere richting brengt de associatie met “er is werk aan de winkel”, enz…).

Alle droominhouden moeten volgens de amplificatie-methode benaderd worden. Droomt men dus van een gehoornde stier, dan moeten zowel de stier als de horens nader bekeken worden, evenals de groene wei waarin het beest staat.

Gewoonlijk herinneren we ons van onze dromen slechts flarden. Een volledige droom is echter opgebouwd zoals een klassiek drama:

  • lokalisatie : aanvangssituatie met plaats, tijd, medespelers
  • expositie : weergave van het droomprobleem, centrale inhoud of thema
  • peripetie : ontplooiing van de actie, leidend tot een climax, keerpunt of catastrofe
  • Lysis : de ontknoping, zinvolle afsluiting, resultaat van de droom, zijn compensatorische aanduiding.

Bij de analyse van dromen, zeker van de meer complexe dromen kan, kan deze drama-structuur van de droomopbouw een handige leidraad vormen om een goed zicht te krijgen op de volledige droomcontext. In zijn workshops rond kinderdromen maken Jung en zijn leerlingen er dan ook vaak gebruik van om de structuur van de droom duidelijk in beeld te brengen.

Naast de associatie kunnen ook een aantal andere technieken bij de droomanalyse als hulpmiddel gebruikt worden om de droommotieven te verruimen en verrijken (amplificeren). Droominhouden kunnen uitgebeeld worden, getekend, geschilderd, geboetseerd. Men kan ook een dialoog aangaan met droomfiguren, een techniek die door Jung gesuggereerd en door Perls (Gestaltpsychologie) verder uitgewerkt werd. Droominhouden kunnen verder als basis gebruikt worden voor geleide fantasie, imaginatie of het tekenen van mandala’s. Dus ook bij de verwerking van de droominhoud, het totaal, dus niet alleen verstandelijk begrijpen en integreren van de droombetekenis zijn deze technieken zeker waardevol.

Dromen kunnen op verschillende betekenisniveau’s geduid worden. Als we dromen over feiten, mensen en voorvallen uit ons dagelijks leven, kan de droom ook werkelijk deze bekende feiten, mensen en voorvallen op het oog hebben. Op het objectniveau gaat een droom over mijn zus ook inderdaad over mijn werkelijke zus. Gedraagt zij zich in de droom sympathieker dan ik van haar gewend ben, dan mag ik aannemen dat ik die positieve kant van haar karakter helaas over het hoofd zag. De droominhoud kan dus letterlijk moeten genomen worden, op het objectniveau geduid worden.
Droominhouden kunnen ook symbolen zijn voor innerlijke karaktertrekken van de dromer zelf. Dat is dan de duiding op het subjectniveau. Het kan bv. ook zijn dat een droom over mijn zus wijst op iets in mijzelf; mijn zus symboliseert dan een soort zuster-ik, een tweede ik, een alter-ego, een schaduw-ik. Ook landschappen, dieren, enz. kunnen wijzen op eigenschappen van mijzelf die ik onvoldoende onderken (bv. winter voor iets dor en kouds in mijzelf, dieren voor instincten en driften).

De individuele droombetekenis blijkt uit de subjectieve amplificatie, dat wil zeggen dat zij aan het licht komt wanneer men de dromer ondervraagt naar de betekenis die ieder droomelement voor hem persoonlijk heeft. Als ik bv. droom over duiven, krijg ik onmiddellijk een associatie met duivenmelker, omdat ik ooit nog eens een relatie met een duivenmelker gehad heb. De individuele droombetekenis, die enkel voor mij persoonlijk geldt, zou dus te maken kunnen hebben met die relatie.
Verder kunnen dromen ook een collectieve, algemeen menselijke waarde hebben, zeker de belangrijke, grote archetypische dromen. Deze collectieve droombetekenis blijkt dan uit de objectieve amplificatie met het algemene, symbolische materiaal van sprookjes, legenden, mythen, sagen, enz., daar zij het algemene aspect van het probleem belichten, zoals dat voor iedere mens geldt. Om het zelfde voorbeeld van een droom over duiven te nemen : de collectieve betekenis kan dus te maken hebben met de duif als vredessymbool, de duif als boodschapper bij de ark van Noach.

Een volledige droomverklaring kan dus nooit uit een droomlexicon gehaald worden. Een zelfde droommotief kan voor verschillende personen, of zelfs voor een zelfde persoon op verschillende momenten een andere inhoud hebben. De ultieme toetsteen voor het al dan niet volledig geslaagd zijn van een droominterpretatie blijft altijd de dromer zelf.

BRONNEN VAN DROOMMATERIAAL (“Waar komen dromen vandaan ?”)

Het “materiaal” waaruit een droom wordt opgebouwd bestaat uit een mengsel van bewuste en onbewuste, bekende en onbekende elementen. Deze elementen kunnen in de meest verschillende combinaties voorkomen en worden, van de zogenaamde dagresten af tot aan de diepste onbewuste inhouden toe, zowat overal vandaan gehaald. We proberen toch om de voornaamste bronnen waaruit droommateriaal kan geput worden op een rijtje te zetten:

  1. Dagresten

    Wat we met deze dagresten bedoelen, zal waarschijnlijk iedereen wel duidelijk zijn. Het gaat hierbij over impressies, indrukken, gebeurtenissen van overdag. Dikwijls zitten in een droom deze bekende, bewuste en gewoonlijk gemakkelijk te achterhalen elementen verweven. Zelden echter vormen dromen een zuivere herhaling van voorafgegane belevenissen, ook al menen wij misschien dat dat wel zo is. Zoals we zojuist gezien hebben (de compensatorische functie), vormen bewuste bekende toestanden alleen geen voldoende verklaring voor dromen. Het is immers eigen aan het droomproces dat dit gericht is op het nastreven van een doel, dat aan ons bewustzijn vreemd is. Als we toch een droom hebben die de bewuste toestand gewoonweg bevestigd, betekent dat misschien dat we die bevestiging nodig hadden. Misschien waren we ergens diep in onszelf toch niet zo heel zeker van ons stuk. Een belangrijke uitzondering hierop zijn de verwerkende dromen die als reactie op een shock, een ernstig trauma zoals bv. bij Vietnamveteranen kunnen optreden, hierbij is dan ook geen sprake van een compensatorische werking.

  2. Somatische prikkels

    Lichamelijke gewaarwordingen zoals een overvolle maag of blaas, een onaangename houding van het lichaam of een ziekte kunnen in een droom opgenomen worden. De oude droomuitleggers besteedden veel aandacht aan de somatische prikkelbron. In de experimentele psychologie staat men ook nu nog op het standpunt dat dromen altijd te herleiden moeten zijn tot iets lichamelijks. Bij het aannemen van somatische prikkels als verklaringsbron voor een droom, moet men er evenwel rekening mee houden dat lichaam en geest één geheel vormen. Het kan om lichamelijke verschijnselen gaan, die op hun beurt weer veroorzaakt worden door onbewuste, psychische processen.

  3. Fysische omgevingsverschijnselen

    Geluiden, lichtprikkels, warmte, koude kunnen bronnen zijn voor dromen. Dikwijls worden we door deze dromen gewekt. Toch kunnen ook deze elementen nader geanalyseerd worden. Het maakt bv. wel verschil of men wakker wordt van artillerie-geratel of door een fris klaterend beekje.

  4. Psychische processen in de omgeving

    Het zijn niet alleen fysische gebeurtenissen uit de omgeving die dromen kunnen veroorzaken. Het komt ook voor dat bepaalde psychische processen in de omgeving onbewust worden waargenomen. Bv. Kinderen kunnen dromen van de problemen van hun ouders. Huwelijkspartners kunnen al dromend elkaars stemmingen bespeuren. Jung geeft een voorbeeld van een klein meisje dat droomt dat haar moeder zich van het leven wil beroven en eens wakker zich schreeuwend naar haar moeders kamer begeeft, waar ze de moeder aantreft juist op het punt om suicide te plegen. Ook psychische gebeurtenissen in de omgeving, stemmingen, geheimen kunnen dus onbewust bespeurd worden. Het merkwaardige hierbij is, zegt Jung, dat het beslist niet altijd om indrukwekkende zaken gaat, maar soms ook om volstrekt onbetekende feiten. Hij haalt hierbij een voorbeeld aan van één van zijn collega’s die opmerkte dat problemen van zijn patiënten opmerkelijk vaak voorkwamen in dromen van zijn huisgenoten (vrouw, kinderen en een dienstmeisje).

  5. Historische gebeurtenissen

    Ook gebeurtenissen uit het verleden, de geschiedenis kunnen in dromen binnensluipen. Als er in dromen een historische figuur voorkomt, moet dat zeker serieus genomen worden. Opzoeken wie deze persoon was, kan immers helpen om de droom te verklaren. Sommige van deze dromen kunnen verklaard worden door cryptomnesie (men heeft het ooit ergens gelezen, maar dat is men ondertussen al lang vergeten). Bij andere dromen gaat geldt dit echter niet. Jung verwijst in deze gevallen op archetypische inhouden als verklaringsgrond. Hij zegt dat het bij het karakter van het archetype hoort dat het op identieke wijze precies dezelfde beelden opnieuw kan reproduceren.

  6. Vergeten inhouden

    In dromen kunnen ook inhouden naar voren komen, die de relatie met het bewustzijn verloren hebben. Er kunnen personen, gebouwen, situaties, belevenissen, e.d. optreden die men ooit bewust gekend heeft, maar die ondertussen al lang in de vergetelheid verzeild geraakt zijn. De kryptomnesieën van daarstraks vormen hiervoor een illustratie; de verdrongen inhouden behoren hier ook toe.

  7. Toekomstige inhouden

    Een laatste bron voor droommateriaal is te vinden in toekomstige ontwikkelingen, toekomstige inhouden van de persoon, die als zodanig nog niet in het heden herkend kunnen worden. Deze inhouden wijzen op toekomstige handelingen, situaties en belevenissien van de dromer die voor zijn huidige psychologie volstrekt niet vanzelfsprekend zijn. Voorbeelden hiervan vindt Jung in het bijzonder in de vroege kinderdromen, die een soort blauwdruk van de persoonlijkheid kunnen bevatten; het totale nog te realiseren potentieel van die persoon weergeven. Dergelijke dromen blijven iemand soms zijn hele leven bij (cfr. zoals ook bij Jung zelf). De traditionele toekomstvoorspellende droom noemt Jung hier dubieus, het zou wonderbaarlijke telepathische anticipatie kunnen zijn. Waarschijnlijk is hij daar dus zelf niet helemaal aan uitgeraakt.


           An De Riek

© 2002 Aura-Oasis – Denis Dhondt