Overlijden volgens regressiehypnose

Bijna doodervaringen in een vorig leven

Mensen die ‘klinisch dood’ zijn geweest en daarna weer tot leven zijn gekomen, hebben melding gemaakt van buiten­lichamelijke ervaringen in die tijd. Moody en andere onder­zoekers zoals Pim Van Lommel, hebben gegevens verzameld over de bijna doodervaring bij honderden van zulke gevallen. Uit deze studies en de recente hedendaagse studies blijkt dat 18 % van de mensen die klinisch dood geweest zijn, zich later herinneren dat ze buiten hun lichaam waren en zich heel vredig voelden en bevrijd van pijn. Na een korte tijd boven hun lichaam te hebben gezweefd, gingen ze door een tunnel naar het licht. Ze reizen dan naar dat licht en daar worden ze begroet door geliefden of soms door een soort lichtwezen. Dit kan een engel zijn, of een overleden familielid, of het kan God zijn. Sommigen van de mensen die klinisch dood waren en later weer tot leven komen, vertellen dat tegen hen werd gezegd dat terug moesten gaan omdat hun taak nog niet af was.

De psychologe Hélène Wambach vroeg haar proefpersonen om de dood mee te maken in een vorig leven via hypnose, om vast te stellen of hun meldingen overeenkwamen met de bevindingen van andere onder­zoekers. Hoewel het zeker mogelijk is dat een aantal van de proefpersonen verhalen kenden over de bijna doodervaring, is het onwaarschijnlijk dat ze allemaal het boek van Dr. Moody, Life after Life, gelezen hadden dat oen het enige boek was over de bijna doodervaring. Veel andere bronnen waren er toen nog niet. De mogelijkheid dat de proefpersonen onder hypnose navertellen wat ze gelezen hebben, kon ze niet uitschake­len, maar hun ervaringen zijn zo gelijkluidend dat dit niet veroorzaakt kan worden door eerder opgedane kennis.

Ze vroeg de proefpersonen om te vertellen wat ze tijdens hun dood meemaakten; vooral hoe ze stierven en wat ze na de dood voelden. Er werd niets gesuggereerd. Zeker niet van een licht of tunnel.

De tabel laat zien, dat voor bijna alle proefpersonen die onder hypnose hun dood meemaakten in een vorig leven, de doodervaring positief was. Gemiddeld 49 % had gevoelens van diepe rust en vrede en aanvaardde de dood zonder moeilijkheden. Nog eens 30 % had positieve gevoelens van vreugde en vrede. Gemiddeld 20 % had hun lichaam gezien na de dood en zweefden erboven terwijl men gadesloeg wat er gebeurde. Uit de dingen die de proefpersonen vertelden nadat ze uit de hypnose waren gekomen, blijkt dat de dood de beste ervaring was tijdens de trip. Steeds weer vertelden ze, hoe prettig het was geweest om te sterven en hoe bevrijd ze zich hadden gevoeld nadat ze hun lichaam hadden verlaten. Zelfs mensen die geweldig bang voor de dood waren geweest vóór onze zittingen, vertelden me dat ze nu de angst voor de dood in het huidige leven kwijt waren.

BDEregressie

“Sterven was alsof je bevrijd werd, alsof je weer naar huis ging. Het was alsof er een grote last van me afviel toen ik mijn lichaam verliet en omhoog zweefde naar het licht. Ik was gesteld op het lichaam waarin ik tijdens dat leven geleefd had, maar het was zo fijn om vrij te zijn!” Dit was een veel voorkomende reactie op de doodervaring in haar groep.

De emoties die de proefpersonen bij de herbeleving van hun dood voelden, waren heel sterk. “Er kwamen vreugdetranen bij me op toen u ons naar de doodervaring bracht,” zei iemand, “ik voelde hoe de tranen langs mijn wangen liepen. Mijn hele lichaam voelde zo licht vlak nadat ik gestorven was.”

Ongeveer 10 % vertelde in de war te zijn geweest of verdriet te hebben gehad bij de dood. Ze voelden deze emoties door de wijze waarop ze stierven, of vanwege de mensen die ze achter lieten. Ze waren heel verbaasd dat ze buiten hun lichaam waren en probeerden vanuit hun buitenlichamenlijke toestand contact te houden met hun geliefden. “Ik voel me zo naar omdat ik twee kinderen achterlaat,” zei een vrouw die in het kraambed stierf. “Ik maak me er zorgen over wie er voor zal zorgen en ik blijf in de buurt proberen mijn man te troosten.”

Een andere verontrustende ervaring was, dat als men bij een ongeluk omkwam of een gewelddadige dood stierf. “Ik werd door een auto aangereden toen ik de straat over rende en het leek of ik bleef rennen, ik was me er niet van bewust dat ik dood was,” vertelde een van hen. “Toen voelde ik me heel verward en verloren omdat ik niet begreep wat er met me gebeurde. Tenslotte kwam ik ergens waar het heel donker was en toen zag ik een helder licht. Toen schoot ik door de duisternis omhoog naar het licht.”

Sommige proefpersonen die een onaangename dooder­varing gehad hadden,  hadden gevochten in een oorlog: “Ik was aan het vechten en toen zakte mijn lichaam in elkaar. Ik bleef vechten maar het leek alsof mijn handelingen niets uitrichtten. Ik was nog steeds op het slagveld, maar het leek of anderen die ook gesneuveld waren zich bij mij voegden. Het leek of ik daar niet weg kon komen.”

Sommigen voelden zich ellendig vanwege het verdriet van anderen over hun dood. Zij waren niet bedroefd om zichzelf, maar vanwege de mensen die op aarde achterbleven.

Ongeveer 25 % maakte melding van een duisternis gevolgd door licht. Veel meer mensen, ongeveer twee-derden, voelden hoe ze vanuit hun lichaam omhoog schoten naar een helder verlichte wereld. Daar werden ze door anderen begroet werden en begonnen zich onmiddellijk thuis voelden. Een proefpersoon vertelde: “Ik zweefde hoog de lucht in nadat ik mijn lichaam verlaten had. Ik wilde niet terugkijken. Het leek toen alsof er anderen om mij heen waren die me daar welkom heetten. Ik had het gevoel dat ik thuis kwam en was heel blij. Alles om me heen was vervuld van leven.”

Ze ging ook de doodsoorzaak na in elke tijdsperiode, omdat in de literatuur over regressies naar een vorig leven tot op heden veel te veel melding werd gemaakt van een gewelddadige dood. In veel van de regressies naar een vorig leven waar ze over gelezen had bij therapie-gevallen, werd een gewelddadige en onplezierige dood beschreven. Ze wist dat dit statistisch niet waar kon zijn, dus vroeg ze zich af of haar onderzoek met haar groep  hetzelfde resultaat zou opleveren. Als de herinne­ring aan een vorig leven op fantasie berustte, zou er veel vaker een gewelddadige dood moeten voorkomen dan eigenlijk voorkomt uit de statistieken over het overlijden in de wereld van het hier en nu.

Het totale percentage in alle tijdsperioden van de mensen die een natuurlijke dood stierven bedroeg 62 %. Omdat veel van haar proef­personen dertig jaar of jonger waren toen ze in een vorig leven stierven, zou men toen meer gevallen van dood door een ongeluk verwachten dan vandaag aan de dag. Toch stierven meer dan de helft van de proefpersonen aan ziekte of ouderdom.

Het percentage dat door natuurlijke oorzaken of door een ongeluk stierf, is slechts een schatting. Velen vertelden iets als: “Ik val naar beneden en toen was ik dood.’ Was dit het gevolg van een hartaanval of een ongeluk? Tenzij ze zich bewust waren van een natuurlijke oorzaak voor hun dood, zoals een hartaanval of ademhalingsmoeilijkheden, bracht ik deze gevallen onder in de kolom dood door een ongeluk. Gewelddadige dood, 18 % van de totale groep, werd veroorzaakt door moord, zelfmoord, of men werd door een beest aangevallen.

De tabel toont ook aan, dat de cijfers voor het soort dood per tijdsperiode varieerden. Het grootste aantal dat een geweld­dadige dood stierf, kwam in twee perioden voor: 1000 v. Chr. en de twintigste eeuw. Er waren kennelijk veel kleine oorlogen in 1000 v. Chr., omdat veel van mijn proefpersonen tijdens een of andere schermutseling stierven. De gewone vorm van oorlogvoeren was toen niet een veldslag tussen twee georganiseerde legers. Ze vertelden dat ze vredig in een dorp woonden en dan plotseling werden aangevallen door een bende bandieten. In de twintigste eeuw stierf een hoog percentage een gewelddadige dood door de bombardemen­ten. Opmerkelijk is dat veel mensen die in de tweede Wereldoorlog stierven, vertelden dat ze doodgingen door het inademen van rook na een bomaanval.

De gelijkaardigheid van de statistiek doorheen verschillende proefpersonen en tijdperken wijst echter op een redelijke betrouwbaarheid en logica.

Tijdens de bomaan­vallen in de Tweede Wereldoorlog zijn meer mensen om het leven gekomen door verstikking dan door de eigenlijke explosies. Dit komt overeen met de bekende feiten over de bomaanvallen in die tijd en het is een van die kleine details, waarvan het onwaarschijnlijk is dat mijn proefpersonen die uit hun duim zouden zuigen.

Toen ze gegevens zocht om het aantal gevallen van een natuurlijke dood te kunnen vergelijken met een gewelddadige dood of dood door een ongeluk, stuitte ze op een aantal interessante cijfers. De geneeskundige dienst van New York had cijfers gearchiveerd over de doodsoorzaak van niet­ blanken tussen de vijftien en de vierentwintig jaar oud, gedurende het jaar 1976. “Ik geloof dat de resultaten van dit onderzoek dichtbij de ervaringen van mijn groep in veel van de perioden in het verleden komen, omdat de mensen in die tijd jonger stierven en omdat het leven dat ze leiden vaak even vol gevaren was, als het leven vandaag de dag in New York” schreef ze. Maar volgens deze recente gegevens is het gevaarlijker om toen (in 1975) in New York te leven dan in 2000 voor Christus in de jungle. In 1976 stierf meer dan de helft van de mannelijke niet-blanke burgers tussen de vijftien en de vierentwintig door moord. Vijfenvijftig procent! Het cijfer voor niet-blanke vrouwen was 50 %. Nog eens 33 % stierf ten gevolge van een ongeluk en slechts 22 % stierf een natuurlijke dood. Toen ik deze cijfers uit 1976 over New York als referentiekader gebruik­te, leken mijn gegevens duidelijk een normaal patroon weer te geven. Het aantal gevallen van een gewelddadige dood waarvan in elke periode melding werd gemaakt, is niet strijdig met de bekende historische werkelijkheid.

Het is niet toevallig, dat een moeilijke of gewelddadige dood naar boven komt bij een regressietherapie. Waarschijnlijk zijn negatieve emoties vlak voor de doodervaring in een vorig leven tevens de oorzaak van fobieën in het huidige leven. Ze constateerde dat dit waar was. Veel mensen zijn naar me toegekomen nadat de herinneringen aan de regressie waren weggezakt en vertelden dat fobieën waren verdwenen doordat ze de dood in een vorig leven hadden meegemaakt. In haar groep bleek in ieder geval dat er verband bestaat tussen het blokkeren van de herinnering aan een vorig leven en de angst om nogmaals de emoties door te maken vlak voor de dood in een vorig leven. Het feit dat 90% van de proefpersonen, de dood in een vorig leven zonder grote verontrusting meemaakte, doet vermoeden dat slechts een kleine minderheid voortdurend problemen had vanwege een trauma door een vorige dood. Ze vermoedde dat voor deze mensen, het oproepen van een vorig leven waarschijnlijk een goede therapie zijn, omdat de druk van deze herinneringen doorbroken en verlicht zou worden.

Alle gegevens die in dit artikel beschreven worden, lijken meer de stelling te onderschrijven dat de herinnering aan een vorig leven een juiste weergave zijn van het verleden, dan dat het een afspiegeling is van algemene fantasieën. Geen van de gegevens wees erop dat de verbeelding aan het werk was. Maar dit was natuurlijk niet genoeg om te bewijzen dat de herinnering aan een vorig leven de werkelijkheid weergeeft. Daarom zocht ze  extra bewijs in de vraag of bijvoorbeeld de verklaringen van de proefpersonen met elkaar overeenstemmen wanneer ze tegelijk op dezelfde plaats in het verleden zouden zijn.  Omdat ze in verschillende zittingen en op andere tijden onder hypnose waren gebracht, kon telepathie geen verklaring zijn voor de overeenkomst in kleding en architectuur die ze in hun vorige levens hadden gezien.

Bron: De mens heeft vele levens, Hélène Wambach